ICT termen
Tijdens de lessen ICT kom je regelmatig nieuwe woorden tegen. Sommigen zullen bekend in je oren klikken, anderen zijn dan weer gloednieuw. Weet je een bepaald woord niet meer? De kans is groot dat je hieronder de uitleg opnieuw kan nalezen.
Begrip | Uitleg | Les |
---|---|---|
# | hekje | Tekst en speciale tekens invoeren |
$ | dollarteken | Tekst en speciale tekens invoeren |
& | ampersand | Tekst en speciale tekens invoeren |
Als je een tekstdocument exporteert naar .pdf kan er in principe niets meer wijzigen aan de opmaak of de tekst. Zo blijft de lay-out altijd dezelfde. Je kunt het pdf-document openen met een pdf-lezer. Die vind je op de meeste computers of kun je gratis downloaden. | Een bestand exporteren | |
/ | slash | Tekst en speciale tekens invoeren |
@ | apenstaartje | Tekst en speciale tekens invoeren |
\ | backslash | Tekst en speciale tekens invoeren |
€ | euroteken | Tekst en speciale tekens invoeren |
A4-formaat | A4 is het in Europa meest gebruikte papierformaat (210 bij 297 mm). | Een bestand afdrukken |
afdrukken | Afdrukken is een synoniem voor printen. | Een bestand afdrukken |
aflopend | Aflopend sorteren is van groot naar klein, omgekeerd alfabetisch of van recent naar oud. | De sorteerwijze en weergave instellen |
alinea | Een alinea begint altijd op een nieuwe regel en bestaat vaak uit meerdere regels. Je start een nieuwe alinea door op enter te drukken. | Woorden, regels, alinea’s en pagina’s scheiden |
alinea | Een alinea bestaat uit enkele zinnen die inhoudelijk met elkaar samenhangen. Voor je een nieuwe alinea begint te typen, druk je op de entertoets. | Alinea’s opmaken |
alinea-einde | Op het einde van een alinea druk je op enter. Dan begin je met een nieuwe alinea. | Woorden, regels, alinea’s en pagina’s scheiden |
alineaopmaak | Je kunt alinea’s een specifieke opmaak geven. Dat heet alineaopmaak. Voorbeelden zijn uitlijnen, inspringen, de regelafstand bepalen, een rand of een arcering aanbrengen, en een opsomming of een nummering gebruiken. | Alinea’s opmaken |
alles weergeven | Een document bevat spaties en enters. Normaal zie je ze niet, maar kunt ze laten weergeven. Een spatie ziet er dan uit als ∙ (punt) en een enter als ¶. | Woorden, regels, alinea’s en pagina’s scheiden |
animatie | Met een animatie kun je een object laten verschijnen, doen verdwijnen of laten bewegen tijdens een diavoorstelling. | Animaties of overgangen instellen |
apps | ‘Apps’ is de afkorting van applications, het Engelse woord voor toepassingen, programma’s of software. | Het verschil tussen hardware en software |
aspect ratio | De lengte en de breedte van beelden staan tot elkaar in een bepaalde verhouding of aspect ratio. Bij digitale camera’s is die verhouding 3 bij 2. Dat wordt genoteerd als 3:2. Bij smartphones is die verhouding 4:3. | Begrippen over afbeeldingen en foto’s |
bcc | Staat voor blind carbon copy. Het betekent dat iemand een kopie van een bericht krijgt waarbij de geadresseerden elkaars e-mailadres niet zien. Bcc is vooral handig om de privacy van de ontvangers te beschermen als je aan meerdere mensen tegelijk een bericht of uitnodiging stuurt. | Een e-mail sturen naar één of meerdere personen |
beamer pointer | Een beamer pointer of presenter is een afstandsbediening waarmee je door de dia’s kunt navigeren tijdens een presentatie. Vaak zit er ook een laser in: met het rode puntje kun je iets aanwijzen op het scherm. | Een presentatie afspelen |
bestand | Een bestand of file is een geheel van digitale gegevens. Voorbeelden: een tekstbestand, een digitale foto of een computerprogramma. | Verschillende soorten bestanden herkennen |
bestand | Een bestand is een verzameling van digitale gegevens, bijvoorbeeld een foto, een adressenbestand, een tekstbestand of een programmabestand. In het Engels heet ‘bestand’ een File. | Een map of bestand een (nieuwe) naam geven |
bestanden delen | Door een bestand online te delen op een platform zorg je ervoor dat anderen dat bestand ook kunnen bekijken en/of bewerken. Het kan gaan over documenten, afbeeldingen en rekenbladen, maar ook een adresboek of een agenda kun je delen. | Online samenwerken |
bestandsformaat of - type | Elk bestand sla je op in een bepaald formaat of type. Dat bepaalt ook met welk programma je het zult kunnen openen. | Een bestand exporteren |
bestandstype | Het bestandstype geeft aan om welke soort bestand het gaat. Aan het pictogram of de extensie herken je een Word-document, een rekenblad, een afbeelding, een filmpje of een ander bestandstype. | Verschillende soorten bestanden herkennen |
besturingselementen | Een besturingselement plaats je in een document om de invoer van gegevens op een bepaalde manier te sturen. Je kunt verschillende soorten besturingselementen in een document plaatsen en zo een invulformulier maken. | Formulieren invullen |
besturingssysteem | Het besturingssysteem is software die ervoor zorgt dat je apparaat goed werkt. De Engelse term voor besturingssysteem is operating system of kortweg OS. Enkele voorbeelden: Windows, Android, Linux, macOS en iOS. | Het nut van een besturingssysteem |
bijlage | Een bijlage (attachment in het Engels) is een apart bestand dat je meestuurt met je e-mail. | Een e-mail met bijlage sturen |
bijsnijden | De optie ‘bijsnijden’ gebruik je om het gewenste deel van de afbeelding over te houden. | De grootte van een afbeelding aanpassen |
binaire code | Een unieke combinatie van nullen en enen vormt een binaire code. Letters, leestekens en cijfers kunnen worden voorgesteld door hun binaire code. | Taal door computers: bits en bytes |
bit | Het binnenste van een computer bestaat uit enorm veel elektrische schakelaars die aan- of uitgezet kunnen worden. Een schakelaar stellen we voor als een bit die de waarde 1 of 0 krijgt (1 = aan; 0 = uit) | Taal door computers: bits en bytes |
black | Gebruik deze instelling om de donkere kleuren in je afbeelding te versterken. Dat heeft geen effect op de andere kleuren. | De kleur van een afbeelding aanpassen |
bladwijzer | Webpagina’s die je vaak bezoekt, kun je een bladwijzer geven of bookmarken. Zo vind je ze snel terug. | Webadressen bijhouden en organiseren |
brightness | Gebruik deze instelling om de helderheid van je afbeelding te veranderen. | De kleur van een afbeelding aanpassen |
browser | Een browser is een programma waarmee je websites op het internet bezoekt. Voorbeelden van browsers zijn Chrome, Edge, Firefox, Safari en Internet Explorer. | Surfen met een browser |
burst mode | Een aantal foto’s na elkaar maken door op de sluiterknop te blijven drukken. Wordt gebruikt bij bewegende mensen of objecten. | Enkele trucjes om goede foto’s te maken |
byte | 8 bits bij elkaar vormen 1 byte. Bijvoorbeeld: 10011101 of 11100010. Met 1 byte kun je heel wat verschillende combinaties van nullen en enen maken. | Taal door computers: bits en bytes |
cc | Staat voor kopie of carbon copy. Het gaat om mensen die je e-mail mogen lezen maar van wie je niet per se een reactie nodig hebt. | Een e-mail sturen naar één of meerdere personen |
cel | De rijen en kolommen van een tabel vormen aparte cellen waarin je kunt typen. | Tabel maken |
cloud | De cloud is de verzamelnaam van computers op het internet waar je bestanden (o.a. foto’s, filmpjes, documenten) kunt opslaan. Zo kun je ze gemakkelijk delen met anderen. | Communicatie tussen digitale apparaten |
compositie | De term compositie vind je ook terug in muziek, dans en literatuur. In de fotografie betekent ‘compositie’ het mooi in beeld brengen van onderwerpen of mensen door de delen samen te stellen of te ordenen tot een aantrekkelijk geheel. | Enkele trucjes om goede foto’s te maken |
compositie | De term compositie vind je ook terug in muziek, dans en literatuur. In de fotografie komt ‘compositie’ neer op het mooi in beeld brengen van onderwerpen of mensen door de delen samen te stellen of te ordenen tot een aantrekkelijk geheel. | De grootte van een afbeelding aanpassen |
contrast | Een afbeelding kan er mat uitzien of te donkere en te lichte delen hebben. Door het contrast aan te passen, zullen de kleuren en de elementen in de foto duidelijker worden. | De kleur van een afbeelding aanpassen |
converteren | Converteren is het omzetten van digitale gegevens om ze geschikt te maken voor een toepassing in een andere omgeving. Je zet ze om naar een ander bestandsformaat. Bijvoorbeeld een document dat met OpenOffice is opgesteld, kun je geschikt maken voor Word. En een foto kun je converteren naar een png-bestand om de bestandsgrootte kleiner te maken. | Een bestand exporteren |
cookie | Een cookie is een klein bestandje dat informatie over jou onthoudt in je eigen browser, bijvoorbeeld je taalkeuze. De website die de cookie aanmaakte, kan bij je volgende bezoek die informatie weer ophalen. | Surfen met een browser |
crop | Het Engelse woord voor bijsnijden. | De grootte van een afbeelding aanpassen |
databank | Een databank is een verzameling van geordende gegevens (data) op een computer of een digitaal apparaat. | Formulieren invullen |
desktop | De term desktop verwijst naar een computer die op een vaste plaats op of onder een bureau staat. Een desktop wordt meestal verbonden met een apart scherm, toetsenbord en muis, samen vormen ze een werkstation | Computers en digitale apparaten zijn er altijd en overal |
dia | Een dia of slide is een beeld dat je toont tijdens een presentatie. Met presentatiesoftware zoals PowerPoint kun je een reeks dia’s of een slideshow maken. | Een nieuwe dia invoegen |
dia-indeling | Een dia-indeling geeft aan welke objecten op de dia staan en waar ze staan. Enkele voorbeelden: een dia-indeling met een titel en een ondertitel, met een titel en een afbeelding, of met een vergelijkende tabel. | Een nieuwe dia invoegen |
diaovergang | Aan de overgang tussen twee dia’s kun je een beweging toevoegen zoals inschuiven, uitzoomen en gordijnen. Zo maak je duidelijk dat je een nieuwe dia toont. | Animaties of overgangen instellen |
digitaal apparaat | Een digitaal apparaat werkt met elektronische informatie in de vorm van eentjes en nulletjes, bijvoorbeeld een digitaal horloge. Een analoog apparaat daarentegen werkt mechanisch, bijvoorbeeld een analoog horloge met wijzers en tandwielen. | Computers en digitale apparaten zijn er altijd en overal |
digitaal leerplatform | Een digitaal leerplatform is een website die gemaakt is om je te helpen leren. Deze website van Pelckmans maar ook Smartschool zijn voorbeelden. | Zelf een oplossing zoeken |
digitale vaardigheden | Wat je moet kunnen en kennen om digitale apparaten, programma’s en websites te gebruiken. | Zelf een oplossing zoeken |
doelmap | De doelmap is de map waarnaar je een bestand of map wilt kopiëren of verplaatsen. | Mappen of bestanden organiseren door kopiëren, verplaatsen en verwijderen |
downloaden | Als je een bestand downloadt van het internet maak je een kopie van dat bestand op je pc, smartphone of ander digitaal apparaat. | Online bestanden delen |
eerste pagina afwijkend | Vaak is de eerste pagina een titelpagina en wil je daar geen kop- of voettekst. In dat geval kun je de eerste pagina als afwijkend instellen. | Een kop- en voettekst invoegen |
Een e-mail is een elektronisch bericht dat formeler is dan een sms. Je verstuurt het via het internet naar één of meerdere unieke e-mailadressen. E-mail en mail zijn synoniemen, de e van e-mail staat voor ‘elektronische’. | Een e-mail sturen naar één of meerdere personen | |
e-mailprogramma | Met een e-mailprogramma verstuur, ontvang en forward je e-mails. Bekende voorbeelden zijn Windows Mail, Apple Mail en Microsoft Outlook. | Een e-mail sturen naar één of meerdere personen |
emoticons | Emoticons (emoji’s) geven emoties weer met een afbeelding, een teken of een combinatie van lees- en lettertekens. Het bekendste emoticon is de smiley ☺. | Gepast online communiceren |
enquête | Een enquête of bevraging is een manier van onderzoeken waarbij je een vragenlijst gebruikt die je aan meerdere personen voorlegt. | Formulieren invullen |
exporteren | Bij het exporteren maak je vanuit een programma een kopie van een bestand. Je geeft die kopie een ander bestandsformaat, zodat je het in een ander programma kunt gebruiken. Een document in Word kun je bijvoorbeeld exporteren naar een document in pdf-formaat waardoor je het met een gratis pdf-lezer kunt bekijken. | Een bestand exporteren |
extensie | Een bestandsextensie of kortweg extensie is een toevoeging aan het eind van een bestandsnaam om aan te geven over welke soort bestand het gaat. Zo heeft een Word-bestand als extensie .docx, bv. in de bestandsnaam ‘verslag_Brussel.docx’ | Verschillende soorten bestanden herkennen |
focus | Het object of de persoon waar je op focust, breng je scherp in beeld. | Enkele trucjes om goede foto’s te maken |
formaat | De afmeting of grootte van een afbeelding wordt formaat genoemd. | De grootte van een afbeelding aanpassen |
hardware | Een ander woord voor hardware is apparatuur. Hardware noemen we alle onderdelen die in een computer zitten of die je kunt aansluiten op een computer. | Het verschil tussen hardware en software |
hoofdlettergevoelig | Hoofdlettergevoeligheid maakt een onderscheid tussen de invoer van woorden met en woorden zonder hoofdletters. Een e-mailadres is bijvoorbeeld niet hoofdlettergevoelig, een wachtwoord is dat vaak wel. | Handige sneltoetsen en toetsencombinaties gebruiken |
hyperlink | Door op een hyperlink of link te klikken, word je via een uniek adres automatisch doorverwezen naar een andere plek op het internet. Zo kun je doorklikken naar bestanden of webpagina’s en ben je aan het navigeren. | Surfen met een browser |
indexeren | Zoekmachines ordenen voortdurend webpagina’s met een ingewikkeld proces. Dat heet indexeren. Zo kunnen ze voor jouw zoekopdrachten snel de meest geschikte resultaten bovenaan zetten. | Informatie gericht opzoeken met een zoekmachine |
infographics | Een infographic is een illustratie waarin tekst en meestal getekende beelden worden gecombineerd om informatie over een onderwerp overzichtelijk weer te geven. | Online bestanden delen |
informatieverwerkend systeem | Een informatieverwerkend systeem wisselt informatie uit met de omgeving en doet iets slim met die informatie. Deze systemen worden ontworpen om ons het leven gemakkelijker te maken. Een computer, een verkeerslicht, een spelconsole, een afwasmachine en een drankautomaat zijn allemaal voorbeelden van informatieverwerkende systemen. | Computers en digitale apparaten zijn er altijd en overal |
internet | Het internet is de verzameling van alle computernetwerken over de hele wereld. Het bestaat uit computers, kabels en draadloze signalen. | Communicatie tussen digitale apparaten |
invoer | Je voert gegevens in op een computer. Op een laptop doe je dat bijvoorbeeld via het toetsenbord. Bij een spelconsole heb je een controller. Op een tablet kan dat via het touchscreen. | De relatie tussen invoer - verwerking - uitvoer |
jpg | Jpg is een bestandsformaat voor foto’s. Het heeft een klein beetje kwaliteitsverlies omdat het bestand gecomprimeerd is. Met het blote oog is dat niet te zien. | Begrippen over afbeeldingen en foto’s |
klembord | De computer bewaart een geknipt of gekopieerd bestand tijdelijk in het geheugen. Die plek heet het klembord. | Mappen of bestanden organiseren door kopiëren, verplaatsen en verwijderen |
klembord | Wat je kopieert en knipt, zit tijdelijk in het geheugen. Dit geheugen heet het klembord. Vanaf het klembord kun je dan een tekst of afbeelding plakken. | Tekst kopiëren, verplaatsen of verwijderen |
knippen | Je verwijdert het bestand of de map op de plaats waar je knipt. Je kunt ze ergens anders plakken. | Mappen of bestanden organiseren door kopiëren, verplaatsen en verwijderen |
knippen | Je verwijdert de geselecteerde tekst waar je hem knipt. Het doel is om de selectie te plakken op een andere plaats. | Tekst kopiëren, verplaatsen of verwijderen |
kolom | Een kolom in een tabel gaat verticaal van boven naar onder. | Tabel maken |
kopiëren | Je maakt een kopie of dubbeltje van het bestand of van de map. | Mappen of bestanden organiseren door kopiëren, verplaatsen en verwijderen |
kopiëren | Je maakt een kopie van de tekst. De tekst verdwijnt dus niet op zijn oorspronkelijke plaats. | Tekst kopiëren, verplaatsen of verwijderen |
koppen | De titels in een document worden koppen genoemd. Ze worden ingedeeld in niveaus: Kop 1, Kop 2, Kop 3. | Een opmaakstijl gebruiken |
koptekst/voettekst | Een koptekst is de tekst bovenaan een pagina, een voettekst zit onderaan. Kop- en voettekst worden vaak gebruikt bij grotere documenten of documenten die uit meerdere pagina’s bestaan. Daarin staan meestal titel, auteur, datum, paginanummer en/of de aanduiding van het hoofdstuk. | Een kop- en voettekst invoegen |
kruimelpad | De volgorde waarin je de mappen doorbladert, noemen we het kruimelpad. Daar zie je waar je je bevindt in de mappenstructuur. | Navigeren door mappen en bestanden |
leesrechten | Een gebruiker van een platform heeft leesrechten als hij het bestand mag bekijken maar niet bewerken. | Online samenwerken |
lettertype | Het lettertype bepaalt hoe een teken eruitziet. Er zijn vele soorten lettertypes, bijvoorbeeld Times New Roman, Calibri, Helvetica en Arial. | Tekst opmaken |
liniaal | De liniaal is de metrische aanduiding van tekst en objecten op een pagina. Je kunt ze gebruiken om o.a. tekst, afbeeldingen, tabellen of tabs op de juiste plaats te zetten. | De marges van een pagina instellen |
login | Een login is je persoonlijke toegang tot een website. Die wordt afgeschermd door een unieke gebruikersnaam en een uniek wachtwoord. | Veilig registreren en inloggen |
mailbox | Een mailbox is een elektronische brievenbus. Je kunt er e-mailberichten in ontvangen en van daaruit ook verzenden. | Een e-mail met bijlage sturen |
map | Een map of folder is een groepering van bestanden en/of mappen. | Een nieuwe map maken |
map | Je ordent bestanden in mappen. Bestanden die bij elkaar horen, zet je in dezelfde map. Je kunt ook andere mappen in een map stoppen. In het Engels wordt dit een Folder genoemd. | Een map of bestand een (nieuwe) naam geven |
mappenstructuur | Mappen kunnen mappen bevatten, die op hun beurt ook mappen kunnen bevatten, die op hun beurt ook weer mappen kunnen bevatten, enzovoort. Het geheel van die samenhang is de mappenstructuur. | Navigeren door mappen en bestanden |
mappenstructuur | Door mappen en submappen logisch in te delen maak je een overzichtelijke mappenstructuur waarin je snel iets terugvindt. | Een nieuwe map maken |
marges | De marges zijn de lege ruimten aan de rand van een document. | Een bestand afdrukken |
marges | Paginamarges zijn de witruimte rond het bedrukte deel van een pagina. Er zijn vier soorten. - De bovenmarge of kopmarge bevindt zich aan de bovenkant van de pagina. - De ondermarge of voetmarge bevindt zich aan de onderkant van de pagina. - De rugmarge zit bij gebonden drukwerk aan de kant waar de pagina gebonden is. - De zijmarge of buitenmarge bevindt zich aan de tegenoverliggende zijkant van de pagina. | Een kop- en voettekst invoegen |
navigeren | Navigeren betekent je weg zoeken. Op een digitaal apparaat doe je dat bijvoorbeeld doorheen programma’s of een website, in een document of mappen met bestanden. | Navigeren via muis, touch of toetsenbord |
navigeren | Je navigeert door de mappenstructuur naar het bestand dat je nodig hebt. Dat doe je door de nodige mappen en submappen te openen. | Navigeren door mappen en bestanden |
NBN-normen | De NBN-normen zijn een reeks voorschriften opgesteld voor o.a. het schrijven van brieven en het opstellen van documenten. Volgens de NBN-normen stel je de linkermarge in op 3,3 cm en alle andere marges (rechts, onder en boven) op 2 cm. | De marges van een pagina instellen |
netiquette | Netiquette is de samentrekking van ‘netwerk’ en ‘etiquette’. Netiquette omvat richtlijnen en gedragsregels voor communicatie via internet. Kort gezegd: beleefdheid op het internet. | Gepast online communiceren |
netwerk | Een netwerk bestaat uit een groep computers of apparaten die met elkaar kunnen communiceren. Die communicatie gebeurt via kabels of draadloos. | Communicatie tussen digitale apparaten |
netwerkkabel | Computers kunnen via een netwerkkabel toegang krijgen tot een netwerk. Dat is de snelste en veiligste verbinding. | Communicatie tussen digitale apparaten |
object | In een document kun je verschillende objecten invoegen. Een afbeelding, een grafische vorm, een tekstvak, een grafiek, het zijn allemaal voorbeelden van objecten. | Tekstomloop rond objecten instellen |
object | Een dia kan één of meer objecten (componenten) bevatten. Enkele mogelijkheden: een titel, een afbeelding, een video, een opsomming, een tabel, een tekstvak, een schema of een vorm. | Een nieuwe dia invoegen |
object | Een object is een element op een dia: een titel, tekst, een afbeelding, een video, geluid … | Animaties of overgangen instellen |
offline | Bestanden en mappen lokaal op je eigen computer of opslagmedium opslaan, heet offline opslaan. Voorbeelden van een opslagmedium: een externe harde schijf of een USB-stick. | Bestanden offline en online opslaan |
onderwerp | Zorg ervoor dat de ontvanger weet waarover de e-mail gaat nog voor hij begint te lezen. Dat maak je duidelijk in het onderwerp. | Een e-mail sturen naar één of meerdere personen |
online | Bestanden en mappen kun je op een externe computer op het internet opslaan. Dat heet online of in de cloud opslaan. | Bestanden offline en online opslaan |
online platform | Een platform is een afgebakende omgeving op het internet waarbinnen je digitaal kunt communiceren en samenwerken of bestanden delen. Meestal moet je inloggen. YouTube, Smartschool, Steam en Google zijn voorbeelden. | Online bestanden delen |
online toepassing | Een online toepassing (programma) is software die je via het internet kunt gebruiken zonder dat je ze op je computer moet installeren. Voorbeelden zijn Office 365, Google Apps, Canva… | Online samenwerken |
oplopend | Oplopend sorteren is van klein naar groot, alfabetisch of van oud naar recent. | De sorteerwijze en weergave instellen |
opmaakstijl | Een tekstverwerker bevat een aantal opmaakstijlen om titels, alinea’s en tekst snel en efficiënt op te maken. | Een opmaakstijl gebruiken |
opslagcapaciteit | Een computer kan een bepaalde hoeveelheid informatie opslaan. Dit wordt de opslagcapaciteit genoemd en uitgedrukt in een veelvoud van een byte, zoals kilobyte, megabyte, gigabyte en terabyte. | Taal door computers: bits en bytes |
pagina-einde | Met ctrl + enter geef je aan dat je een pagina wilt afsluiten en met een nieuwe wilt beginnen. Een nieuw hoofdstuk start vaak op een nieuwe pagina. | Woorden, regels, alinea’s en pagina’s scheiden |
perspectief | Camerastandpunt, de plaats vanwaaraf je een foto maakt. Door het camerastandpunt of perspectief te veranderen, kun je objecten imposanter doen lijken. Voorbeelden: kikvorsperspectief, vogelperspectief en ooghoogte (het vaakst gebruikt). | Enkele trucjes om goede foto’s te maken |
pictogram | Het symbooltje bij de naam van een bestand is een pictogram. Daaraan herken je het bestandstype. | Verschillende soorten bestanden herkennen |
pixel | Een pixel is een gekleurd punt op een foto. Een foto bestaat uit miljoenen pixels. Eén miljoen pixels is één megapixel (MP). | Begrippen over afbeeldingen en foto’s |
plakken | Het bestand of de map die je kopieerde of knipte, kun je op een andere plaats zetten. Dat heet plakken. | Mappen of bestanden organiseren door kopiëren, verplaatsen en verwijderen |
plakken | Gekopieerde of geknipte tekst kun je op een andere plaats zetten: dat heet plakken. | Tekst kopiëren, verplaatsen of verwijderen |
png | Png is een bestandsformaat voor foto’s. Het wordt vaak gebruikt als een deel van de afbeelding transparant (doorzichtig) is. | Begrippen over afbeeldingen en foto’s |
presentatie | Een presentatie bestaat uit een uitleg waar je beelden bij toont die dienen om te informeren, inspireren, overtuigen, verkopen … | Een nieuwe dia invoegen |
privacyregels | Privacyregels beschermen de persoonsgegevens. Deze regels werden door Europa vastgelegd in de GDPR (General Data Protection Regulation). | Formulieren invullen |
randapparaat | De mogelijkheden van een computer kunnen worden uitgebreid door ze te verbinden met randapparaten. Voorbeelden zijn een muis, een toetsenbord, een scanner, een beeldscherm, luidsprekers en een printer. | Computers en digitale apparaten zijn er altijd en overal |
rangschikken | Je rangschikt objecten door ze voor en achter elkaar te plaatsen zodat ze elkaar helemaal of gedeeltelijk overlappen. Het object op de voorgrond is volledig zichtbaar. | Werken met beelden, vormen, video |
regel | Een regel is één lijn tekst. Dat is niet hetzelfde als een zin. Een zin kan uit meerdere regels bestaan. | Woorden, regels, alinea’s en pagina’s scheiden |
regel van derden | De regel van derden is een compositieregel die bepaalt waar de belangrijkste elementen van je foto zich moeten bevinden. Probeer een onderwerp op een ‘sterk punt’ in beeld te brengen (zie toelichting hieronder). | Enkele trucjes om goede foto’s te maken |
regeleinde | Een nieuwe regel maak je door op shift + enter te drukken. Zo neem je een nieuwe regel binnen een alinea. | Woorden, regels, alinea’s en pagina’s scheiden |
registreren | Om een dienst op een website te kunnen gebruiken moet je jezelf registreren met je persoonlijke gegevens. Als je later weer inlogt, krijg je daarmee toegang tot de website. | Veilig registreren en inloggen |
resize | Het Engelse woord voor formaat wijzigen. | De grootte van een afbeelding aanpassen |
resolutie | De resolutie geeft de grootte van een digitaal beeld weer en wordt uitgedrukt in pixels. | Begrippen over afbeeldingen en foto’s |
resolutie | Een afbeelding bestaat uit miljoenen pixels. Het aantal pixels wordt resolutie genoemd. Hoe meer pixels, hoe hoger de resolutie. | De grootte van een afbeelding aanpassen |
rij | Een rij in een tabel gaat horizontaal van links naar rechts. | Tabel maken |
schrijfrechten | Een gebruiker van een platform heeft schrijfrechten als hij het bestand mag bekijken en bewerken. | Online samenwerken |
scrollen | Met het scrollwiel op de muis kun je snel de inhoud van boven naar beneden (of omgekeerd) op je scherm verschuiven. In de scrollbalken kun je zien waar je je bevindt. | Navigeren via muis, touch of toetsenbord |
sensor | Wordt ook wel beeldsensor genoemd. Met een sensor kun je beelden digitaal vastleggen. | Begrippen over afbeeldingen en foto’s |
sjabloon | Dit vooraf vormgegeven document maakt het je makkelijker. Denk hierbij aan al ingestelde inhoud (teksten), stijlen en opmaak, pagina-indeling, marges, regelafstanden en themakleuren. Een bekend voorbeeld is een Word-sjabloon. | Werken met een sjabloon |
sluiterknop | De knop die je indrukt om een foto te maken, ook ontspanknop genoemd. | Enkele trucjes om goede foto’s te maken |
sneltoets | Een sneltoets is een combinatie van verschillende toetsen op het toetsenbord die je tegelijk indrukt om op een snelle manier instructies aan de computer te geven. | Handige sneltoetsen en toetsencombinaties gebruiken |
sociale media | ‘Sociale media’ is een verzamelnaam voor online platformen waarop gebruikers digitale inhoud posten, zoals berichten, foto’s en filmpjes. Andere gebruikers kunnen reacties posten. Zo ontstaat er online sociale interactie. | Online bestanden delen |
software | Een laptop, smartphone of tablet kan niet werken zonder software. Het gaat om programma’s en apps. | Het verschil tussen hardware en software |
sorteren | Je kunt bestanden in een map oplopend of aflopend sorteren in de verschillende kolommen, bijvoorbeeld aflopend op datum of alfabetisch op naam. | De sorteerwijze en weergave instellen |
sorteren | Dia’s sorteren betekent: hun volgorde veranderen. | Dia’s organiseren en opmaken |
sterk wachtwoord | Een wachtwoord houd je altijd geheim. Het is een code die bestaat uit een combinatie van hoofdletters, kleine letters, cijfers en leestekens. Een wachtwoord is sterk als het moeilijk te achterhalen is voor anderen. | Veilig registreren en inloggen |
stijl Standaard | De stijl Standaard wordt gebruikt voor de normale tekst in je document. Die stijl bevat al enkele instellingen zoals het lettertype, de lettergrootte en de regelafstand. | Een opmaakstijl gebruiken |
submap | Een submap is een map in een andere map. | Een nieuwe map maken |
surfgeschiedenis | Je surfgeschiedenis geeft een overzicht van alle webpagina’s die je bezocht. | Webadressen bijhouden en organiseren |
tabelstijl | Met een tabelstijl kun je een tabel snel van uitzicht doen veranderen. Zo kun je bijvoorbeeld vlug randen en cellen kleuren. | Tabel maken |
teken | Een teken is een letter, cijfer, spatie of leesteken. | Woorden, regels, alinea’s en pagina’s scheiden |
teken | Een tekst bestaat uit allerlei tekens. Een teken kan een letter, een cijfer, een leesteken of een ander symbool zijn. | Tekst opmaken |
tekenopmaak | Tekens kun je op allerlei manieren opmaken. Dat heet ‘tekenopmaak’. Voorbeelden van tekenopmaak zijn het lettertype, de tekstkleur, de tekengrootte en de markeringskleur. | Tekst opmaken |
tekstterugloop | Een afbeelding kan op verschillende manieren in een tekst staan, bv. voor, achter of rondom de tekst, of de afbeelding kan transparant zijn. De manier waarop de afbeelding tegenover de tekst staat, heet een tekstomloop of tekstterugloop. | Een afbeelding invoegen |
tekstterugloop of -omloop | Een object kan op verschillende manieren in een tekst staan. De manier waarop het object in of bij de tekst is ingevoegd, heet tekstomloop of tekstterugloop. | Tekstomloop rond objecten instellen |
tekstvak | Een tekstvak is een rechthoekig gebied waarin je tekst kunt typen. Het heeft als grote voordeel dat je het kunt verslepen naar om het even welke plaats op je blad. | Een tekstvak invoegen |
thema | Door één thema te kiezen krijgen alle dia's een gelijkvormige opmaak. | Dia’s organiseren en opmaken |
tooltip | Een tooltip is een korte tekst die verschijnt als je met de muisaanwijzer een tijdje op een object blijft staan. Deze tekst geeft informatie over het object. | Zelf een oplossing zoeken |
touchscreen | Met een touchscreen kun je commando’s invoeren door het scherm aan te raken met je vinger of een speciale pen. | Navigeren via muis, touch of toetsenbord |
transparant | Een object waarvan de achtergrond doorzichtig is, noemt men transparant. Transparante objecten kun je mooi op een andere achtergrond plaatsen. | Tekstomloop rond objecten instellen |
uitlijnen | Bij uitgelijnde objecten staan de randen of het midden van de objecten horizontaal of verticaal op één lijn. | Werken met beelden, vormen, video |
uitvoer | De verwerkte gegevens worden uitgevoerd. Dat kan op het scherm van een laptop, via de luidspreker van een gsm, via een printer die is aangesloten op een desktop … | De relatie tussen invoer - verwerking - uitvoer |
update | Het is belangrijk om het besturingssysteem up-to-date te houden. Daarom worden er vaak updates uitgevoerd. | Het nut van een besturingssysteem |
uploaden | Bestanden uploaden doe je door ze van je eigen computer te kopiëren naar een externe computer op het internet. | Bestanden offline en online opslaan |
uploaden | Je uploadt een lokaal bestand door een kopie van dat bestand op het internet te zetten. Je uploadt bijvoorbeeld een taak in de uploadmap die je leerkracht opgaf. | Online bestanden delen |
URL | Een URL of webadres is het unieke adres van een webpagina. Die bestaat uit het hoofdadres van de website, met daarachter tussen schuine strepen de plaats van de pagina op de website. Een voorbeeld: https://www.belgium.be/nl/familie/identiteit. | Surfen met een browser |
veldnamenrij | De bovenste rij van een tabel die specifieke namen bevat, heet een veldnamenrij. Hierdoor wordt je tabel duidelijker. | Tabel maken |
verkenner | Windows Verkenner gebruik je om bestanden en mappen terug te vinden en te ordenen. | Navigeren door mappen en bestanden |
verplaatsen | Je verplaatst de geselecteerde tekst door hem te knippen en ergens anders te plakken, of door hem te verslepen met de muisaanwijzer. | Tekst kopiëren, verplaatsen of verwijderen |
verwerking | In de computer worden de gegevens verwerkt. Als je een spelletje speelt op een tablet, moeten er veel berekeningen gebeuren opdat je de animaties op je scherm zou kunnen zien. Als je op je laptop een filmpje monteert, berekent de computer de verschillende beelden en overgangen. | De relatie tussen invoer - verwerking - uitvoer |
vormcontour | Een vormcontour is de rand van een vorm. | Werken met beelden, vormen, video |
webmail | Met webmail verstuur je e-mails via een website. Bekende voorbeelden zijn Gmail.com en Outlook.com. | Een e-mail sturen naar één of meerdere personen |
website | Een website bestaat uit één of meer webpagina’s die samen horen en die je kunt bereiken via hetzelfde hoofdadres. Een voorbeeld: de website van jouw school. | Surfen met een browser |
weergave | De weergave rangschikt je bestanden en mappen op verschillende manieren, bijvoorbeeld in een lijst, tegels of miniaturen. | De sorteerwijze en weergave instellen |
white | Gebruik deze instelling om de lichte kleuren in je afbeelding te versterken. Dat heeft geen effect op de andere kleuren. | De kleur van een afbeelding aanpassen |
wifi | Het woord ‘wifi’ wordt gebruikt als synoniem voor een draadloos netwerk. Als je met je smartphone een verbinding maakt met het internet via wifi, kun je heel gemakkelijk filmpjes bekijken. Het bereik is meestal beperkt tot enkele meters. | Communicatie tussen digitale apparaten |
Windows Verkenner | In de Windows Verkenner zie je de bestanden en mappen die op de computer of op een gekoppeld opslagmedium staan. Het is een programma om door de mappen te navigeren. | Handige sneltoetsen en toetsencombinaties gebruiken |
witruimte | Witruimte is de ruimte tussen de tekstregels en rond de alinea’s. | Alinea’s opmaken |
zoekfunctie | Met de zoekfunctie kun je op een snelle manier bestanden zoeken en terugvinden. | Zoeken in mappen en bestanden |
zoekmachine | Een zoekmachine is een programma waarmee je informatie kunt zoeken op het internet. Voorbeelden zijn Google, Bing en Yahoo!. | Informatie gericht opzoeken met een zoekmachine |
zoekopdracht | Je geeft een zoekmachine een zoekopdracht door in het zoekveld zoektermen te typen of een afbeelding te uploaden en het zoeken te starten. | Een afbeelding gericht opzoeken met een zoekmachine |
zoekterm | De zoekterm kan de bestandsnaam of een deel van de bestandsnaam zijn, of een trefwoord dat in een tekst voorkomt. | Zoeken in mappen en bestanden |
zoekterm | Een zoekterm is een woord of een combinatie van woorden die je in de zoekmachine ingeeft om een zoekopdracht te laten uitvoeren. | Informatie gericht opzoeken met een zoekmachine |
zoekveld | In het zoekveld typ je (een deel van) de bestandsnaam of een trefwoord uit de tekst die je zoekt. | Zoeken in mappen en bestanden |